Samen met:

Import van Ligustica (Italie)honingbij-koninginnen al sedert 1850! Waar zijn onze inheemse honingbijen gebleven?

Om het antwoord op de vraag te krijgen waar de inheemse honingbij nog te vinden is, gaan we hulp zoeken bij de morfologie van de honingbij  ( Prof. Friedrich Rutter) en bij de moleculaire (DNA) analyse van onder andere  Lionel Garnery uit Frankrijk.

Bij de morfologische analyse kijken we naar de verschijningsvorm van de honingbij (het fenotype) en bij de moleculaire analyse kijkt men naar het DNA van de honingbij (het zogenaamde genotype).

Morfologie van het achterlijf van inheemse honingbij.

In de bovenste afbeelding zijn de achterlijven van de bijen c1, c2 en c3 kenmerkend voor de AMM. Zodra er oranje -bandjes te voorschijn komen, is de honingbij gehybidiseerd met de Ligustica honingbij uit Italie. (C3).

In de middelste tekening zijn de smalle vilbandjes een teken van de inheemse AMM, terwijl de bredere viltbandjes tussen de segmenten op het achterlijf, meer bij de Carnica honingbij behoren.

Veel beharing op het een na laatste segment is afomstig van onze inheemse bij (P3).

Morfologie van de vleugel van de inheemse honingbij.

Professor Ruttner heeft via een analyse van de vleugel een instrument ontwikkeld om honingbijen te herkennen. Bijvoorbeeld door de Cubitaal index van de vleugel te bepalen.

tegenwoordig worden de vleugeltjes van een honingbij geanalyseerd met behulp van de computer.

Henk Kok van ‘t Landras analyseert met behulp van het software programma ‘identifly’ een vleugel met een ’19-puntsmeting’.

‘Deep Wings ©’ is een recent ontwikkeld software pakket dat met ‘Artificial Intelligence’, identificatie van honingbijsoorten mogelijk maakt.

Met behulp van de morfologische kenmerken die door Prof Ruttner zijn aangegeven kunnen we de zuiverheid van de verschillende honingbij ondersoorten bepalen.

De Franse wetenschapper Lionel Garnery heeft in zijn proefschrift uit 1989 de AMM geanalyseerd vanuit het Mitochondriaal DNA. Dit ringvormig DNA komt niet uit de kern van een cel, maar uit de zogenaamde mitochondriën.

Kenmerkend voor het mitochondriaal DNA is dat het vererft uitsluitend via de vrouwelijke lijn.

Binnen de genetica onderscheid men door de mitochondriale dna analyse verschillende Haplotypen. Dit type is identiek aan die van de moeder en dat op haarbeurt ook weer identiek aan de moeder.

Een haplotype van de AMM geeft geen inzicht in de genetische zuiverheid van debij, maar wel over de herkomst van deze honingbij.

Van de Apis Mellifera Mellifera zijn er thans al meer dan 150 haplotypes bekend.

Huidige vindplaatsen van zuivere AMM

Nordbiene heeft op basis van voornamelijk morfologisch onderzoek in het AMM gebied in west europa, met blauwe stippen op de kaart  aangegeven waar volgens hen, nog  volledig zuivere AMM bijen te vinden zijn.

Terugkeer van de inheemse zwarte honingbij in de oude bossen van Breda

Het Liesbos, dat ten zuiden van Prinsenbeek ligt, is het grootste oude beukenbos van Nederland (ruim 200 ha). Het bos diende voor de jacht van de hoge adel, zoals de Oranje-Nassaus. De eerste vermelding stamt uit 1268.

Het Teteringsebos, omvat 95 ha. Het zuidelijkdeel wordt het Cadettenkamp genoemd, omdat de cadetten van de Koninklijke Militaire Academie uit Breda, daar hun oefeningen hielden. ‘Het Conservatoire’, is in het noordelijk gedeelte van het Teteringsebos gestart met de monitoring van de wilde inheemse zwarte honingbij.

Het Ulvenhoutse bos (729 ha omvat het Sint-Annabos, het Voorbos, het Nieuwbos, het prinsenbos en het Chaamsebos. Het bos was eigendom van de ‘Heren van Breda’ en werd al in de 15e eeuw gebruikt voor de jacht en de houtopbrengst. ‘Het Conservatoire’  is in dit bos in Bavel gestart met ‘De terugkeer’ van de inheemse zwarte honingbij.

Het Mastbos, (570 ha)werd aangelegd door Graaf Hendrik III van Nassau. Het Mastbos gelegen aan de  oevers van het Markdal, geeft al meer dan 500 jaar huisvesting aan de wilde honingbij.

De bossen rondom Breda en de Conservatoires van de inheemse zwarte honingbij

Professor Thomas Seeley, heeft in zijn Arnot Forest een dichtheid gevonden van 1 wilde honingbijenvolk per vierkante kilometer.

Vincent Albouy geeft in zijn boek ‘Abeilles melliferes a l’etat sauvage (2019)’ een dichtheid in licht verstedelijke gebieden in Frankrijk aan van 1 volk per 2 vierkante kilometer.

Kohl en Rutschmann beschrijven in hun artikel The neglected bee trees (2018), een dichtheid van 1 volk per 8 vierkante kilometer, in duitse loofbossen.

De Werkgroep Natuurlijk imkeren(zie website in bronvermelding) heeft tot 2021 in totaal 141 wilde honingbij volken aangemeld gekregen. De meeste in Vlaanderen maar ook enkele in Nederland. Het meerendeel (70%) van de wilde bijenvolken wordt gevonden in bomen. De anderen in spouwmuren en onder afdaken.

In de bossen rondom Breda willen we door 'Beelining' het aantal wilde bijenvolken gaan inventarisen




Stichting Het Conservatoire; werk in uitvoering !

Werk in het bos om de wilde bijenvolken te invertariseren.

Bee lining, met behulp van een houten bee-box, beschreven door Prof Thomas Seeley is de methode om in de Nassau-bossen van Breda,  wilde honingbij volken te traceren. Educatief biedt dit de mogelijkheid voor de kennisuitwisseling bij de jeugd omtrent deze vorm van natuurherstel in de Bredase bossen.

 Scholing van imkers  omtrent het behoud van de inheemse honingbij gaat ‘de Stichting’ oppakken, naast het organiseren van Events rondom het wilde-bij- vriendeijk imkeren binnen  het conservatoire.

Door voorzichting om te gaan met het zuiver genetisch materiaal van de inheemse zwarte honingbij uit Texel en Chimay, kan de Stichting de honingbij voor Breda weer laten terugkeren en in stand houden.  

Morfometrie van de fenotypische kenmerken  gaat de Stichting helpen om de mate van zuiverheid van de  zwarte inheemse honingbij in  ‘het conservatoire’ te monitoren. Met behulp van microscopen en speciale software gaat de Stichting dit uitvoeren.

Ontwikkelingen binnen de genetica maakt het thans mogelijk om met behulp van betaalbare DNA analyses te kijken naar zowel   het mitochondriaal DNA als het nucleair DNA van de inheemse honingbijen binnen ‘het conservatoire’. Genetica is belangrijk  voor het vaststellen van de mate van zuiverheid van de inheemse zwarte honingbij in de oude Nassau Bossen van Breda

Door plaatselijke imkers te ondersteunen met de terugkeer van de inheemse zwarte honingbij, door het aan hen verstrekken van zuivere zwarte inheemse honingbijen en het daarbij behorende het wilde-bij- vriendelijk imkeren , kan de varroa-mijt zodanig ‘tolerant’ worden ,dat rewilding van de inheemse zwarte honingbij  weer succesvol kan zijn.

‘Het Conservatoire’ stelt daartoe zuiver ‘teeltmateriaal’ (bijvoorbeeld zwarte koninginnen) beschikbaar aan de ‘deelnemers’ van de Stichting.

Deelnemers zijn wilde-bij-vriendelijke- imkers, woonachtig binnen ‘het conservatoire’  van Breda.

De Stichting begint in 2022 met haar activiteiten in het Sint-Annabos in Bavel. ‘Het conservatoire’  kent een diameter van 3 kilometer rondom de kern van deze ‘rewilding’ .

Terugkeer en behoud van Apis Mellifera Mellifera

Met de volgende organisaties op het gebied van het behoud en beheer van de Apis Mellifera Mellifera (zwarte bij) heeft Het Conservaroite verbinding;

Stichting 'Het Conservatoire'

De mensen

Hans Geerts, secretaris.

Econoom, formeel beleid.


Frans van Gils, beheerder van Het Conservatoire van het Sint-Annabos in Bavel.

Behoud van de inheemse zwarte honingbij.

Ir Ing Piet Verkooijen, Coordinator conservatie Apis Mellifera Mellifera

Melleq Karso, bestuur.

Educational specialist, biodiversiteit.

Behoud van de inheemse zwarte honingbij.

Evelien Romme, educatie en  relatiebeheer.

Wilde-bij-vriendelijk-imkeren, honing produktie.

Terugkeer en behoud van de inheemse zwarte honingbij.

Hans Peter Verkooijen, voorzitter.

Strategisch beleid, imagineering, business model, story telling, docent.

Olav Visser, bijenhuisvesting.  

Terugkeer en  behoud van de inheemse zwarte honingbij.